Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Of [als] Ik [42]het zwaard brenge over datzelve land, en zegge: [43]Zwaard! ga door, door dat land, zodat Ik daarvan uitroeie mensen en beesten; 42. Dat is, de oorlog; zie Lev.26:6. 43. God spreekt de levenloze en onvernuftige schepselen toe alsof zij leefden en verstand hadden, om te tonen zijne almogendheid en de heerschappij, die Hij over alle dingen heeft, en dat er niets geschiedt in enige dingen, hoe groot of klein zij mogen zijn, bij geval, maar alles door zijn alomtegenwoordige voorzienigheid; vergelijk Deut.4:26.